vrijdag 23 december 2016

Over Bram

Het is altijd bijzonder om een nieuwgeborene te ontangen in de familiekring. Natuurlijk kijkt iedereen naar gelijkenissen, zie je vaders- of moederskant erin? en wat zal dit nieuwe kind voor een karakter ontwikkelen? Dan is het leuk als je een kennis hebt met een liefhebberij in de astrologie. Deze kennis, Emmy, heeft van dat omstreden vakgebied sinds jaar en dag werk gemaakt, en zij wilde zich wel buigen over de horoscoop van Bram van Elven, geboren op 20 agustus 2016 om 08.43 uur. Voor de coördinaten van de plek van geboorte is uitgegaan van het Groene Hart ziekenhuis in Gouda: 52.02144 / 04.70341
Na grondig wichelen kwam daar het volgende uit. 

Het zonnehuis van Bram is natuurlijk Leeuw. De ascendant lijkt in Weegschaal te staan, maar op slechts 8 seconden, dus als de coördinaten van de geboorteplek iets zouden afwijken, zou het toch nog Maagd kunnen zijn. Dat maakt verschil voor de manier waarop Bram dingen zou aanpakken: meer gericht op samenwerking, sfeer en het geheel tegenover detaillistischer, (over-)kritisch. In elk geval zit er vuur in zijn horoscoop, veel vuur, wat wijst op een grote energie.

Bram kan trots zijn, soms wat te trots en dan neigt hij naar egocentrisch gedrag, maar hij heeft oog voor anderen. Daardoor kan en moet hij zijn enorme voortvarendheid in toom houden als het nodig is. Zijn kracht is de vernieuwing, hij heeft een uitvindersmentaliteit. In die vernieuwing kan hij grenzen overschrijden, horizonten voorbij die voor anderen onbereikbaar zijn. Daarin is hij dan ook nog eens ambitieus. Omdat hij heel veel details ziet, raakt hij soms gefrustreerd. In die details kan hij dan namelijk doordraven. Tot zijn ergernis heeft hij dan soms te maken met regels en wetten, terwijl hij voorbij de horizon wil. 

In zijn intieme relatie tot anderen en vriendschappen is hij heel kritisch. Hij kiest echt, voor een beperkt aantal mensen, en is in die relatie dan zeer toegewijd. Hij komt niet altijd zo over maar hij is best gevoelig. 

Maatschappelijk gezien zal hij als grensoverschrijdend in vernieuwend werk worden ervaren. Afhankelijk van alweer de precieze geboorteplek wijst dit op óf een prominente plaats onder de mensen, óf op zo'n plaats in onderzoek. Of wie weet, allebei. Hij moet wel steeds op de rem trappen door 'wetten en praktische bezwaren' waar je in het leven mee te maken krijgt, terwijl hij maar voort en voort wil. En soms zijn het juist details die hij zelf wil uitwerken of begrijpen, waardoor het tempo vertraagt. Maar de combinatie van ambitie, energie en vernieuwende mentaliteit belooft dat we nog van hem zullen horen.

zaterdag 3 december 2016

Mijn broer Henk

Van nicht Vera heb ik een hele serie oude foto's gekregen. Moeder heeft die destijds naar Amerika gestuurd en Vera heeft ze altijd keurig bewaard. Er zijn foto's bij die ik naar ik me kan herinneren nooit heb gezien zelfs of anders zo lang geleden dat ik ze helemaal heb vergeten. En heel leuk allemaal baby en kleuterfoto's van mijn broer Henk.

In het voorjaar van 1958 op een warme dag mocht ik met mijn vader (Henk) en moeder (Nel) mee; een heel avontuur met de tram en een pontje over het IJ. En daar vertelde moeder mij dat ik nog een broertje of zusje zou krijgen. De plek stond vele jaren later nog in mijn geheugen gegrift; ergens bij de Oranjesluizen in Amsterdam Noord. Ik was er zo blij mee.
En op 17 juli 1958 was het zo ver; mijn nieuwe broertje, Henk werd geboren in het ziekenhuis. Bij de bevalling van broer Jan had moeder zo'n vreselijke nabloeding gehad dat ze er bijna in gebleven was en daarom moest deze bevalling klinisch plaatsvinden. De weken voorafgaand aan de bevalling had ik bij mijn opa en oma in Zaandam gelogeerd en aansluitend nog bij tante Alda en oom Kees. Ik heb me in mijn leven nooit zo verveeld als bij die twee gelegenheden; zit er nu zelfs nog van te zuchten. Oma ten Brink had op Jan gepast en gekookt voor m'n vader en had er de schurft in dat ik ook niet gewoon thuis was gebleven. Maar moeder had politiek als ze was toegegeven aan de vraag van de andere oma die ook wat wilde betekenen; daar werd ik het slachtoffer van want: "Ferry is zo makkelijk". Ja, broer Jan had absoluut geprotesteerd als hij niks had mogen doen dan zich rot vervelen?!
Maar goed, de kleine Henk was geboren en daar lag hij in het ziekenhuisbedje; klein babykopje. En moeder lag in het ziekenhuisbed. Naast haar een andere mevrouw met baby; die baby zag helemaal geel weet ik nog. Nu weet ik dat dat erbij kan horen, toen vond ik het maar gek.
Thuis lag babybroertje Henk in het kinderbed; een wieg was er niet meer bij.
Babybroertje Henk thuis in zijn ledikantje. De borduurseltjes waren lichtblauw weet ik nog. Had moeder
allemaal met de hand erop geborduurd.

Moeder in de tuin met babybroertje Henk.
De volgende zomer; lekker naar het Sloterplasbad
Vol aandacht voor een jong poesje dat op de grond loopt. Henk ongeveer een jaar oud
Henk werd 1 jaar en kreeg bij die gelegenheid een duikelaar. Gefascineerd bekijkt hij hier zijn cadeau.
Met een lieve blijde lach is hij ontzettend jarig vandaag. 1 jaar geworden; is ook niet niks. 
Ik was ontzettend blij met m'n nieuwe broertje. We hebben in onze jonge jaren vanwege het grote leeftijdsverschil niet veel samen opgetrokken en ook nooit ruzie gemaakt. Hij heeft wel eens met een potlood in mijn postzegelboek gekrast; heb ik altijd bewaard als aandenken. Hij heeft ook wel eens iets kapot gemaakt, maar ja, ik zou nu niet eens meer weten wat dat dan wel geweest kan zijn. Tussen Jan en Henk boterde het wat minder. Bij de geboorte had Jan al gezegd: "gooi maar in de vuilnisbak", voor hem hoefde het niet. Henk had een mateloze bewondering voor zijn broer. Tja, daar laat ik het maar bij.
Fijn dat we deze oude foto's weer boven water hebben gekregen dankzij nicht Vera. De originelen zijn natuurlijk voor Henk, Charlotte en/of Petra.

donderdag 17 november 2016

Henks' jonge jaren

Het parfumflesje waarin nog de
tandafdrukken van baby Henk
Misschien enigszins verrassend - Henk hoorde zo bij de Zaanstreek -  maar hij werd geboren op 13 augustus 1922 in Amsterdam, in de Tweede Weteringdwarsstraat. Zijn vader, Evert van Elven dreef daar een melkzaak. De enige herinnering die Henk mij vertelde over zijn Amsterdamse jaren ging over een zak met jonge katjes die door een paardenkar was overreden op de brug vlakbij waar zij woonden. Hij was ook nog maar een kleuter toen ze daar weer vertrokken. Wèl is er nog een parfumflesje met een metalen (zilveren?) dopje waarin de kleine Henk in zijn baby/peuterjaren in die tijd zijn tandjes heeft gezet. Dit flesje is heden in mijn bezit; je kunt de afdrukken van de tandjes nog zien!
Mijn opa Evert heeft me veel meer verteld over die melkzaak; over de armoede van de mensen die boter kwamen kopen. Hij adviseerde de arme lui om de goedkope variant te nemen, maar nee, die duurdere smaakte toch beter; louter suggestie want de drie "kwaliteiten" kwamen uit de zelfde ton. Hij had die melkzaak van zijn schoonvader moeten kopen omdat "zijn dochter", mijn grootmoeder Sientje niet met een "knecht" mocht trouwen. Evert had altijd als drukker gewerkt en hoefde niet zo nodig naar Amsterdam; hij had soms nog nachtmerries, vele decennia later als hij eraan terugdacht. Er had toen nog geen sanering van melkwijken plaatsgevonden dus iedere melkboer had z'n eigen klantjes overal door de stad. En de mensen lieten hem voor een paar eitjes drie trappen op en neer lopen: "Boertje heb je nog 3 eitjes voor me?"; niks voor zo'n trotse man. Ook vertelde hij dat Sientje een keer haar been had verbrand met kokend water en dat hij haar toen in zo'n grote melkemmer met koude melk had gestopt met haar been.
Gelukkig is het gezin na enkele jaren verhuisd naar Zaandam. Evert kwam in de zaak van zijn vader, ook een Hendrik van Elven, mijn overgrootvader dus; een borstelfabrikant. Met z'n drietjes werkten zij daar in de werkplaats: Evert, zijn vader Hendrik en een knecht, Dirk; rondom de kachel zaten zij daar 'swinters te werken. Henk kon zich dat nog wel herinneren en sprak met warmte over die tijd. Op enig moment heeft de oude Hendrik de zaak overgedaan aan Evert die daar de rest van zijn lang, werkzaam leven borstels heeft staan maken. Ik heb dat ook nog mee mogen maken.
Henk was een brave, ik denk zelfs wat saaie jongen; van kattekwaad of iets ander bijzonders uit zijn jonge jaren weet ik niet zo gek veel; hij ging een keer met zijn vader naar het Oostzanerveld met een bootje. Onder een brug vonden ze een vogelnestje met eitjes. Dat had hij heel bijzonder gevonden; hij was gek op die omgeving van Oostzaan; zijn grootouders van moeders kant woonden daar; zijn grootouders van vaders kant, de boven al gepresenteerde Hendrik en zijn vrouw Heintje Monfrans (ik heb beiden gekend, Hendrik werd 97 jaar oud!) kwamen uit de omgeving van Nijkerk; hoe zij in de Zaanstreek terecht waren gekomen is mij niet duidelijk. Later zijn zij ook weer naar Amsterdam verhuisd.
Henk was best sportief; toen hij op de MULO zat ging hij met een vriend wandelen op de vrije middagen in de zomer; daar was hij best trots op. Een gek verhaal vertelde hij me dat hij (bij zo'n wandeling?) een keer een rauwe biefstuk had gegeten en een veel te groot stuk doorslikte zodat hij bijna stikte; ik krijg het er benauwd van als ik het opschrijf. Hij vertelde ook dat hij wel met zijn moeder, Sientje door het donker, over het "Weerpad" - destijds een onverlicht pad door de weilanden, nu een straatweg waar de bus over rijdt - van Oostzaan naar Zaandam liep; zij wees hem dan de verschillende sterrenbeelden; hij was er later best trots op dat zijn simpele moeder dat kennelijk wist.
Henk had een zusje van tien jaar jonger, Alda, mijn tante Alda genoemd naar grootvader Aldert Onrust, de vader van Sientje. Op foto's kun je zien dat Henk best gek was op z'n zusje. Hij had zelf de MULO gedaan en heeft er later op aangedrongen dat zijn zus naar de HBS ging. Haar leerboek biologie heb ik als kind van haar gekregen en heb ik nog altijd als een kleinood in mijn bezit; heeft waarschijnlijk mijn interesse in de biologie beïnvloed.
Henk had behoorlijk wat vrienden hoe bescheiden hij zelf ook was; men mocht hem graag; tot op hoge leeftijd was hij nog bevriend met een stel van hen; Theo van Galen en Gerrit de Man. Zijn vriend Jaap Ranzijn stierf al jong in 1970. Met een aantal van hen maakte hij muziek; Henk speelde gitaar. Er zijn nog foto's waarop hij gitaar speelt met een stel zangers erbij.
De oorlog brak uit; Henk was 18 jaar in 1940 en dus in de leeftijd om naar Duitsland te worden opgeroepen; alle reden om onder te duiken. Zijn vader Evert bouwde onder het huis in de kelder een onderduikplek; beetje opzichtig en nogal voor de hand liggend. Deze plek is ook nooit als zodanig gebruikt maar Henk heeft er waarschijnlijk wel zijn claustrofobie aan overgehouden. Hij heeft later in de oorlog ondergedoken gezeten in het huis van Nellie, bij Mien ten Brink, mijn oma, maar dat later.
Met zijn vriendenclub ging hij zo rond 1942 op vakantie naar een kampeerboerderij in Schoorl; Henk was 20 en had nog nooit een meisje gehad, maar dat zou spoedig veranderen! Want wat bleek? in die zelfde kampeerboerderij verbleef ook een vriendinnengroep uit Amsterdam?! die zondige stad in de ogen van de wat plattelandse Zaankanters. Uiteraard gingen de twee groepen met elkaar om; Henk speelde op zijn gitaar en er werd ongetwijfeld samen gezongen.
Een leuk verhaal: er was een waakhond bij de boerderij; die hond lag aan een ketting die via een rail aan de muur vast zat zodat het beest op zo'n 2 meter afstand van de muur kon lopen. Op een dag kwam Henk te dichtbij de hond, die hem al blaffend achterna kwam en Henk was zo onverstandig om langs die muur te blijven lopen zodat de hond achter hem aan kon! Nel vertelde later dat ze Henk nog nooit zo hard had zien lopen en zich tranen had gelachen.

Ik moet nog wat foto's bij dit stuk zien te vinden. Komt voor elkaar.

maandag 31 oktober 2016

Nellie's jongste jaren

Nellie met een prachtige poppenwagen
Hoe welkom was ze niet; mijn moeder, geboren op 24 april 1926 in Heerlen. In Heerlen? Ja inderdaad in de Vijgstraat heeft ze me wel verteld, althans daar woonden ze. Vlakbij het station; toen ik er een keer ging kijken was het een nieuwbouwstraatje; kennelijk is de ouwe buurt verdwenen. Haar ouders, Jan ten Brink en Mien ten Brink, geboren als Dirkje Hermina Alberdina Fonteijne waren dolgelukkig met elkaar en ook met de kleine Petronella, die later Nel zou worden genoemd, maar in haar jongste jaren Nellie. Ze was genoemd naar de moeder van haar vader: Pietertje Veenstra. Die naam Pietertje kon in die jaren al echt niet meer, daarom werd het Petronella en werd ze Nel genoemd. Petra heeft haar naam dus ook te danken aan Pietertje Veenstra. Nou moet ik zeggen dat Petra meer op Pietertje lijkt dan Nel of Nellie.
Mien had al een zoon uit een eerder huwelijk, Erich Weise, de vader van nicht Vera. Hij was dertien jaar ouder dan zusje Nellie. Mijn oma Mien heeft mij wel verteld dat zij nog voordat Erich was geboren nog een kind had gekregen maar dat was zo zwaar en groot dat het er niet uit kon en voortijdig stierf; het moest eruit "gezaagd" worden; een gruwelverhaal eigenlijk. Het kind was te groot en Mien had in haar jeugd "Engelse ziekte" gehad, rachitis, waardoor haar bekken enigszins vergroeid was waardoor zo'n groot kind er niet uit kon. Het moest begraven worden in een kinderkistje zo groot was het; 12 pond, nauwelijks te geloven.
Nellie met haar 13 jaar oudere broer Erich
Maar Nellie kwam gezond en wel ter wereld, naar ik meen in het ziekenhuis te Heerlen. Al enkele maanden later verhuisden ze naar Amsterdam, naar de "Indische buurt", naar de Soerabajastraat 8 1 hoog. Het gezin heeft daar van oktober 1926 tot juni 1935 gewoond; dat moet de gelukkigste tijd voor hen drieën zijn geweest. Mien en Jan waren gek op elkaar; het was een door en door Amsterdams gezin; mensen dachten dat ze altijd ruzie hadden, maar dat was hun manier van doen. Jan kon onwaarschijnlijk goed vloeken heb ik begrepen: "godzandsodemineraalwaterstralen" was waarschijnlijk nog een van de onschuldigste die hij kon debiteren. Het eerste woord dat de kleine Nellie uit kon spreken was iets als "domme"; een goed verstaander weet wat daarmee uitgedrukt werd?!
Nellie met haar vader, moeder en grootmoeder aan het strand
van Zandvoort
Opa Jan was machinist op zo'n reusachtige stoomlocomotief. Hij werkte bij de NS; zijn machinistenpet ligt bij mij in het rariteitenkabinet. Als kind heb ik die pet - die door Mien als een kleinood werd gekoesterd - wel eens op gehad. Met de grootste voorzichtigheid werd de pet behandeld. Toen Mien stierf heeft Nel de pet onder haar hoede genomen; kwam bij het opruimen na haar dood tot mijn verrassing weer tevoorschijn. Mijn broers hadden van het bestaan van deze pet geen weet; nooit als kind opgehad kennelijk.
Mien was al vroeg weduwe en heeft haar lange leven van het pensioen van de NS kunnen genieten, ook tijdens de crisisjaren en in de oorlog. Ze dacht altijd in dankbaarheid aan haar Jan terug.
Als jong kind heeft Nellie roodvonk gehad; dat was in die tijd een gevaarlijke, besmettelijke ziekte. Ze lag voor de behandeling in quarantaine enige tijd in het ziekenhuis. Haar ouders konden haar slechts achter glas bezoeken. Moeder en dochtertje hadden het daar natuurlijk vreselijk moeilijk mee; Mien kreeg nog de tranen in haar ogen als ze erover vertelde: "Mamma, alsjeblieft, één kusje maar"; het zal je gebeuren als moeder van zo'n klein kind. Toen onze Joke nog zo klein was hebben we dat ook een keer meegemaakt dat je zo'n kleintje - van twee jaar - achter moet laten; vreselijk! Arme kleintjes; arme ouders.
Schoolfoto. Nellie is het meisje in het midden;
de juf houdt haar handen op de schouders van Nellie
Jan is zelf geboren en getogen in Amsterdam; zijn familie kwam uit Friesland, uit de plaats Balk, in die jaren armoe troef. Zijn ouderlijk gezin, bestaande uit zijn vader Johannes ten Brink en zijn moeder Pietertje Veenstra en zijn broer Jurriaan (Jurrie genoemd) en zijn zussen Anna en Jo, die beiden al vlot naar de VS zijn geëmigreerd. Vader Johannes was een heel handige knutselaar heb ik begrepen evenals Jan zelf. Van Jan is nog een door hem zelf gemaakte kist die in mijn ouderlijk gezin wel werd gebruikt als we met vakantie gingen om de spullen in mee te nemen; heeft jaren op zolder gestaan en staat nu bij broer Jan op de zolder boven de stal; zat een geheim laatje in dat op ingenieuze wijze was gemaakt. Pietertje is 51 jaar oud geworden; Johannes heeft haar 18 jaar overleefd en was 77 toen hij stierf door gasvergiftiging. Het verhaal ging dat hij erg zuinig was en daarom zijn rubberen gasslang niet had vervangen; die lekte op de een of andere manier waardoor hij door koolmonoxide vergiftiging om het leven is gekomen; een zeer milde dood overigens.
Van Pietertje weet ik niets bijzonders te vertellen.
T
Nellie zat op gymnastiekles. Daar leerde zij turnen.
erug naar Nellie. Vader Jan vond het belangrijk dat de kinderen, Erich en Nellie een instrument leerden bespelen; Erich kreeg een viool en ongetwijfeld ook vioolles tot gruwel van Mien want een beginnende vioolleerling maakt afgrijselijk vals geluid. Die viool heb ik nog zien liggen op de zolder in de Kinkerstraat, mijn geboortehuis. Nellie kreeg een piano; die piano is lang in de familie gebleven; ik heb daar ook tot mijn dertiende jaar op gespeeld, dus tot 1961; toen scheurde de klankkast tot opluchting van moeder Nel zodat het "bakbeest" de deur uitging; ze was er helemaal klaar mee en wilde een bankstel in plaats van die piano in die wat kleine huiskamer in de Josephus Jittastraat.

Maar als kind kreeg ze pianoles. Ze kreeg les van een meneer die TBC had en vaak zat te hoesten. Op een keer had ze een druppel van zijn hoest op haar hand gekregen zo vertelde ze mij. Ze heeft die hele les ervoor gezorgd dat ze niet aan "die druppel" kon komen om na de les heel goed haar hand te wassen. Ik heb haar oude muziekboeken nog; heb er zelf ook uit gespeeld. Mazurka's van Chopin speelde ze; van die trage stukken, vaak in mineur. Later speelde ze wel van die treurige mineurstukken als m'n vader (te) laat uit z'n werk thuis kwam. Broer Jan, die pessimistische sfeer goed aanvoelend, vroeg zich een keer hardop af: "misschien is ie wel dood". Dat was natuurlijk precies wat Nel zelf ook vreesde maar wat gelukkig nooit bewaarheid is geworden tot 2003, maar dat was niet in het verkeer wat Nel dagelijks vreesde in de tijd dat hij zich nog met de fiets door het Amsterdamse verkeer repte.
Nellie werd eigenlijk best een beetje verwend; ze vertelde dat ze een prachtig poppenservies had gekregen en een prachtige poppenwagen voor haar verjaardag. Ik vermoed dat dat toch wel de invloed was van haar vader Jan; dat ontwikkelingsgeloof is heel kenmerkend geweest voor de Friezen in het begin van de twintigste eeuw. Er heerste een wil tot verheffing van de arbeider in die streken en daarvan heeft de familie ten Brink wellicht iets meegekregen.
Jan was gek op zijn Mien; hij had lang moeten wachten. Ze waren dubbele familie; zijn broer Jurrie was getrouwd met Anna Fonteijne, zuster van Mien; zo kende hij haar, een struise jonge meid die al op haar achttiende getrouwd was met de vader van Erich. Mien woonde toen in Duitsland; in de eerste wereldoorlog heeft ze in de munitie industrie gewerkt; ze moest met - zoals zij dat noemde - kaustische soda (NaOH voor chemici, een akelig goedje) de graathulsen ontvetten. Haar echtgenoot was soldaat in de oorlog. Daarnaast hield hij het echter met een ander; dat betekende het einde van het huwelijk: ze scheidden in 1921; in die tijd heel ongebruikelijk. Mij, maar ook anderen heeft ze verteld dat haar eerste man in de oorlog was omgekomen. Ik heb altijd zo'n medelijden met haar gehad: twee keer weduwe. Volgens mij is pas bij haar overlijden duidelijk geworden dat ze gescheiden was; dat vond ze een vreselijke schande. Toen ik in 1979 van Lien scheidde met de hele voorgeschiedenis erbij merkte mijn moeder dan ook op: "ik ben blij dat m'n moeder dood is". Mien zou het schandelijk hebben gevonden dat haar kleinzoon het met een ander had gehouden. Tja, tijden veranderen.
Jurrie, de broer van Jan.
Hier op een bankje in de direntuin
van Amsterdam: Artis 
Maar door die scheiding ontstond een nieuwe kans voor Jan; op 13 september 1923 trouwden zij, in Heerlen; ruim drie jaar later werd de kleine Nellie geboren. Mien was toen al 34 jaar; een oude moeder zoals Nellie ook een keer tegen haar had opgemerkt. Dat heeft Mien kennelijk behoorlijk dwars gezeten want toen mijn broer Henk werd geboren in 1958 was Nel inmiddels ook 32 en merkte Mien enigszins hatelijk op: "en nou ben jij ook een ouwe moeder". Die opmerking van lang geleden had haar kennelijk behoorlijk hoog gezeten.
Mien was lief voor Jan; ze maakte zijn lievelingskostjes zoals gebakken aardappelkruim en postelein terwijl ze gruwde van de lucht van postelein als het op het formuis stond.
Helaas hebben ze de twaalfeneenhalf jaar niet gehaald. Jan kreeg maagkanker. Op zijn sterfbed heeft hij besloten dat ze naar een goedkoper huis zouden verhuizen, naar de Kinkerstraat 335 3 hoog, later mijn geboortehuis. Ook waarschuwde hij haar voor het opkomend fascisme in Duitsland met Hitler aan het roer. Heel veel jaren later, bij de begrafenis van Mien kwam ik op de terugweg van het graf in gesprek met een zekere Piet van Mierlo, toen een bejaarde man, maar ooit leerling-machinist geweest bij leermeester Jan. Hij vertelde iets waarvan Mien misschien wel nooit iets heeft geweten namelijk dat Jan iets was overkomen, een soort ongeluk waarbij zijn rug was geblesseerd. Ik kende slechts het verhaal dat hij aan rheuma leed en daarvoor van alles geslikt had, onder ander petroleum. Misschien heeft hij daar die maagkanker van overgehouden.
Toen Jan was overleden ging voor Mien volledig het licht uit. Ze kwam niet meer in beweging; de gordijnen bleven dicht; ze zal wel voor wat te eten hebben gezorgd maar het verdriet verlamde haar totdat iemand tot haar doordrong en zei dat ze ook nog een kind had. Nel heeft mij wel verteld dat het een paar vreselijke weken waren geweest totdat haar moeder weer in beweging kwam. Als ze uit school kwam leek het wel of haar moeder niet van haar plek af was geweest; verschrikkelijk. Uit alle verhalen die oma Mien mij vertelde bleek altijd weer hoeveel ze van Jan had gehouden en dus ook hoe vreselijk ze hem had gemist en nog miste.
Nellie ging naar de lagere school; zij zat in de klas met Johnnie Kraaijkamp, de latere komiek. Ze herinnerde hem als een klein straatschoffie dat altijd met zijn handen in zijn zakken liep te fluiten; altijd vrolijk. Het waren de dertiger jaren, een crisis met grote armoede. Niet voor Mien en Nellie; zij aten er goed van; roomboter op brood en geen margarine. Het weduwen en wezenpensioen van de NS was een goede voorziening voor hen. Nellie zat op zwemles en op gymnastiek. Er kwam de oorlogsdreiging. Ze vertelde mij dat ze uit school kwam en dan over de stoeptegels sprong: er komt wel oorlog, er komt geen oorlog, waarbij ze hoopte dat de laatste tegel "geen oorlog" betekende. Het zou helaas anders lopen.
Na de lagere school ging Nellie, inmiddels Nel geheten naar de Industrieschool waar ze een opleiding voor confectienaaister deed. Ze verdiende goed op het atelier waar ze als volleerd naaister na de opleiding te werk ging. Later heeft ze ook steeds de kleren voor ons kinderen gemaakt. Ik herinner me nog een fraai bloesje waarin ik de eerste dag dat ik het aan had al een winkelhaak veroorzaakte door onder prikkeldraad door te kruipen. Dat heeft ze zelfs weer keurig weten te herstellen; je zag er niets van. Ook voor m'n vader heeft ze wel dingen genaaid. Ze was echt een wonder op de naaimachine; een Singer met voetpedaal; prachtig apparaat dat ze in die jaren vast al had naast die piano.
Ondanks het gehinkel en alle hoop brak in mei 1940 de oorlog uit. Nel was pas 14 jaar; haar mooiste jaren zijn door de oorlog verpest. Maar in de zomer van 1942 ontmoette ze de liefde van haar leven.